No hard feelings.
Iedereen, betrokkene zelf, echtgenote en kinderen, waren het eens: hij ging niet weer naar het ziekenhuis. Al jaren liep het langzaam af. En dan is er middenin de nacht ineens heel veel pijn. De huisarts komt, en dan sta je voor het blok als echtgenote en dan zeg je: dokter, hij heeft pijn, als u zegt dat hij naar het ziekenhuis moet, dan moet dat maar …
In het ziekenhuis worden alle kinderen opgeroepen: pa is heel erg ziek. Spoedberaad. Eind van de avond: we zijn het er – opnieuw – over eens, hij mag gaan wat ons betreft. Dan komt de arts: wat is jullie beslissing? *ALS JULLIE BESLISSEN DAT IK HEM NIET MOET HELPEN, DAN MOET HIJ MORGEN NAAR HUIS…
De kinderen vragen moeder te reageren. En moeder zegt: dokter, u moet doen wat goed is … en de dokter geeft 2 pilot pillen en pa komt er weer ‘bovenop’. Hij kon nog blijven tot er een verpleeghuisplek voor hem gevonden was, maar dat mocht niet te lang duren. Daar heeft hij nog een jaar langer moeten ademen. Er waren ook nog goede momenten, maar ook heel veel verkeerde.
*Als de arts in het ziekenhuis toen anders had gehandeld, was dan niet iedereen beter af geweest? Is behandeling soms ook: niet handelen? De reactie van de arts werd ervaren als een soort dreigement: als we hem niet wilden laten behandelen, … dan moet hij morgen weg. Zonder erbij te zeggen dat er dan eerst een bed geregeld zou moeten worden, dat er mogelijkheid was om thuis langzaam afscheid te kunnen nemen.
We hadden in het ziekenhuis afscheid genomen, bij elke adem zucht wensten we hem toe: ga maar, het mag. Het is goed zo. Er was toch gezegd dat het een aflopend iets was?
Vanuit haar geloof kon de moeder niet zeggen: u mag stoppen met behandelen. Vanuit de hiërarchie kon ze alleen uitbrengen: u moet doen wat goed is dokter. Als de arts iemand was geweest met de insteek van Sander de Hosson, was het dan anders gegaan? Het besef is er ook dat elke arts anders is. Er zijn geen hard feelings.